Freijtag-orgel Oostwold

"Dit Orgel, ’t welk in netheid en sierlykheid boven andere uitmunt (...)."


Een restauratie in oorlogstijd

In 1943 – halverwege de Tweede Wereldoorlog – werd de toestand van het orgel plotseling actueel. J.P Nieman was inmiddels ruim 10 jaar organist in Oostwold en wilde graag enkele veranderingen aan het instrument. Zijn belangrijkste doel was het aanbrengen van een windmotor, waarmee de werkzaamheden van de balgentreder overbodig zouden worden. Uiteindelijk werden ook de drie balgen vervangen door een andere magazijnbalg.

 

Er is in het kerkarchief een uitgebreide correspondentie bewaard gebleven tussen dhr. Riemersma, een hoofdonderwijzer uit het Friese Ferwerd en organist Nieman. Riemersma had het orgel begin 1943 onderzocht en was tot de conclusie gekomen dat het op zich een goed orgel was: het was gemaakt van degelijke materialen. Toch schortte er het één en ander aan. Riemersma stelde een plan op met daarin een aantal dispositiewijzigingen en een her-intonatie van het gehele instrument. Tenslotte diende het orgel te worden verrijkt met een vrij pedaal (in eerste instantie dacht Riemersma aan een unit-systeem, maar daar kwam hij later op terug) en een windmotor.

 

Het project verliep niet vlekkeloos. Vanwege de oorlogsomstandigheden waren overal tekorten ontstaan, ook in materialen voor het bouwen van orgels. Riemersma bracht de Oostwolder kerkvoogden in 1943 in contact met de firma Spanjaard uit Amsterdam. Deze orgelmaker had wel zin in een restauratieklus in Oostwold, maar liet tegelijkertijd in zijn vele brieven doorschemeren dat hij niet op korte termijn kon leveren. Hij had niet alleen te maken met een schaarste aan materialen. Ook waren meerdere van zijn personeelsleden door de bezetter gevorderd voor de oorlogsinspanning. Hij was aan handen en voeten gebonden.

 

Nieman werd ongeduldig en won informatie in bij de orgelmakers Flentrop (Zaandam) en Spiering (Dordrecht). Zij kwamen met een vergelijkbare boodschap als Spanjaard: Flentrop dacht niet binnen 2 a 3 jaar te kunnen leveren, Spiering berichtte dat er in 1943 op geen enkele wijze aan een betrouwbare windmotor te komen viel. Aan een spoedige realisatie van de verbouwplannen viel aldus op korte termijn niet te denken.

 

Na de oorlog nam Nieman het plan weer ter hand. Spanjaard moest de opdracht krijgen, alleen wisten de kerkvoogden dat nog niet. Toen plotseling een werknemer van Spanjaard op de stoep stond, kwam de zaak in een stroomversnelling terecht. De kerkvoogden hadden er op zich wel oren naar om het orgel te laten verbouwen, maar het mocht niet te veel kosten: 'als het orgel niet meer wil, dan zetten we wel iemand van de fanfare naast het orgel', aldus Nieman over de reactie van de kerkvoogden.

 

Nieman bedacht toen een list: hij vertelde de kerkvoogden dat de orgelmaker er eigenlijk al vanuit ging dat hij de opdracht mocht uitvoeren (vandaar ook dat de medewerker van Spanjaard in Oostwold was). Als de kerkvoogden nu negatief zouden beslissen, zou dat wel eens nare consequenties voor Nieman kunnen hebben. Voor dat argument zwichtten de kerkvoogden en ze gaven opdracht voor het aanbrengen van een andere balg, inclusief windmotor. In werkelijkheid wist Spanjaard echter nog van niks. Zijn medewerker was slechts op aanraden van Riemersma naar Oostwold gekomen om eens persoonlijk met Nieman van gedachten te wisselen.

 

De firma Spanjaard wilde graag een orgelmotor leveren aan Oostwold, maar verbond daar wel een voorwaarde aan: de kerkvoogden moesten het orgel voortaan ook bij Spanjaard in onderhoud doen. De orgelmaker wilde namelijk de weinige orgelmotoren die hij kon bemachtigen leveren aan vaste klanten. Zo wilde hij zijn vaste klantenkring tevreden houden. De kerkvoogden gingen hiermee akkoord, onder de voorwaarde dat de kerk aan zijn verplichtingen zou kunnen blijven voldoen. Als het geld op was, dan zou Spanjaard de deur worden gewezen. In 1947 werd een onderhoudscontract voor de periode van 10 jaar getekend. En zo kreeg het orgel van Oostwold een magazijnbalg en een windmotor van de firma Spanjaard.

De 'nieuwe balg' verdient nog nadere aandacht. In eerste instantie ging het verbouwplan er van uit dat de oude balgen van Freijtag en Van Oeckelen gehandhaafd konden blijven. Er zou simpelweg een windmotor op worden aangesloten. Spanjaard bood in zijn correspondentie echter aan om voor weinig geld een goede, maar gebruikte magazijnbalg te kunnen leveren. In de periode vlak na de oorlog waren te weinig materialen voorhanden om een compleet nieuwe balg te maken. Waar deze door Spanjaard geleverde balg vandaan komt, blijft onduidelijk. Ingrid Noack van Orgelmakerij Van der Putten dacht in eerste instantie aan een link met de orgelbouwer Van Oeckelen. Verdere details ontbreken.

 


De oude balgen nam Spanjaard in 1947 over voor 40 gulden per stuk. De leggers leverden 30 gulden op. Zo kon Oostwold nog 150 gulden besparen op de totale rekening die uiteindelijk 1480,43 gulden zou bedragen. Spanjaard vermeldde in zijn correspondentie dat hij het hout zou gebruiken bij de restauratie van andere orgels. Overgebleven delen van de balgenkast gebruikte Nieman in zijn huis aan de Kerksingel ('want het was best gedroogd hout').

 

Twee werknemers van orgelmaker Spanjaard werkten in 1947 twee volledige weken aan het orgel. Toen was de verbouw klaar. Nieman was uitermate content met het bereikte resultaat. De kerkvoogden waren dat heel wat minder. Ze vonden dat de motor tijdens de kerkdiensten teveel lawaai maakte. Spanjaard had deze direct naast de nieuwe balg geplaatst, dus in de kerk. Spanjaard verbaasde zich in één van zijn vele brieven over deze reactie van de kerkvoogden, want van Nieman had hij niets dan lof gehoord. De orgelmaker kwam met twee alternatieven: of de motor zou in de toren worden geplaatst. Of de motor zou buiten aan de buitenmuur worden bevestigd in een constructie, omkleed met zink. Beide opties vonden uiteindelijk geen doorgang. De windmotor werd geplaatst in de bestaande stenen aanbouw rechts naast het orgel. Daarvoor werd een meterslang windkanaal door de buitenmuur gekapt.

 

Deze situatie heeft tot 1987 bestaan, toen orgelmaker De Graaf een nieuwe windmotor leverde in een nieuwe dempkist. Deze kwam weer direct naast de balg te staan. Het windkanaal van Spanjaard ligt sindsdien ongebruikt onder de kerkbanken naast het orgel verscholen als een stille getuige van vervlogen tijden.